Binnen het Leerwerkakkoord Facilitaire Dienstverlening lag de focus op het bekend(er) maken van de sector, met aantrekkelijke loopbaanmogelijkheden en prettige werkgevers. Dat is de afgelopen jaren goed gelukt. Maar in de huidige arbeidsmarkt moet de begeleiding van werkzoekenden intensiever, is de conclusie. Dat kan door te focussen op de doelgroep ‘garantiebanen’ en het thema ‘strategische personeelsplanning’.
FOCUS OP DOELGROEP ‘GARANTIEBANEN’ EN STRATEGISCHE PERSONEELSPLANNING
DE SUCCESSEN
Het Leerwerkakkoord Facilitaire Dienstverlening heeft sinds de start in oktober 2019 meerdere succesvolle interventies opgezet. Dit kwam mede door het commitment van de betrokken werkgeverspartners, die samen een groot deel van de markt vormen. Het bekender maken van de branche én het verbeteren van het imago van de branche waren daarbij belangrijke speerpunten. In de afgelopen jaren is aan zowel werkcoaches als werkzoekenden duidelijk gemaakt dat facilitaire dienstverlening veel meer is dan alleen schoonmaak. En dat er in deze branche aantrekkelijke loopbaanpanden zijn bij interessante werkgevers in de sector maar ook cross sectoraal. Schoonmaak is een mooie opstapbaan, maar ook het belang van het werk moeten we niet onderschatten. Wie als schoonmaker start in een ziekenhuis is van onmisbare waarde voor het welzijn van de patiënten én krijgt ook een goede inkijk in de banen die er in de zorg zijn. Wellicht gaat iemand uiteindelijk wel in een baan in de zorg aan de slag hierdoor. Een ander voorbeeld: facilitair werk (zoals schoonmaak, catering, gastheer of handyman) op een vliegveld geeft een mooi inkijkje in al het werk dat er in de luchtvaart te doen is.
Heb je de skills nog niet voor je gedroomde baan als stewardess, kan het werken in de facilitaire dienstverlening op het vliegveld misschien wel net het stapje zijn dat je nodig hebt. Vanuit het LWA Facilitaire Dienstverlening werden onder meer een mbo-opleiding voor facilitair leidinggevenden, meerdere Beroeps Begeleiden Leerweg (BBL)-opleidingen en opleidingstrajecten opgezet. Ook werd de samenwerking met het Werkgeversservicepunt Rijnmond geïntensiveerd, onder meer door gezamenlijk op te trekken tijdens zogeheten Experiences en trajecten voor garantiebanen. Voor al deze succesvolle initiatieven, die doorlopend kunnen worden ingezet voor werkenden en werkzoekenden, wordt een borgingsdocument opgesteld. Deze documenten dienen als naslagwerk voor de partners, zodat zij de samenwerking op het betreffende onderwerp kunnen voortzetten.
WAT NU?
Want blijven samenwerken en netwerken, dát is het doel van de partners binnen het Leerwerkakkoord Facilitaire Dienstverlening. Zij erkennen stuk voor stuk de waarde van het netwerk en willen elkaar graag blijven opzoeken op het gebied van arbeidsmarktvraagstukken. De operationele projecten worden al ondergebracht binnen de bestaande structuren. Daarnaast is het de intentie van alle partners om elkaar twee keer per jaar fysiek te blijven zien tijdens bijeenkomsten. Het leidende thema daarbij is strategische personeelsplanning op de onderwerpen innovatie, robotisering, digitalisering en impact (verloop, verjonging en ondersteuning vanuit de werkgever op persoonlijke leefgebieden).
Een permanente dialoog tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven blijft een belangrijk uitgangspunt om de gewenste positieve maatschappelijke en economische effecten te realiseren. Uiteraard is het belangrijk om hierbij continu oog te hebben voor de veranderingen in de arbeidsmarkt. Gemeenten en onderwijsinstellingen kunnen inspelen op de hulpvraag van de werkgevers, terwijl werkgevers in hun strategie kunnen inspelen op het aanbod vanuit onderwijs en overheid. Dat is belangrijk, want in de huidige arbeidsmarkt moet de begeleiding van werkzoekenden intensiever. Werkgevers kunnen deze begeleiding verzorgen, maar zijn afhankelijk van de klantvraag op het gebied van ureninzet en werktijden. Instroom van reguliere kandidaten – via omscholing of opleiding – blijft lastig. De afgelopen jaren is gebleken dat de grootste kans op succes te behalen is bij de doelgroep ‘Garantiebanen’. Dit zijn gegarandeerde banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Met de juiste (intensieve) begeleiding en optimale arbeidsomstandigheden vanuit werkgevers lukt het hen om de stap naar betaald werk te maken. Een voorbeeld van een succesvolle interventie waarop in de toekomst kan worden voortgeborduurd.
1
HOE KIJK JE TERUG OP AFGELOPEN JAREN?
‘Ik vind het heel mooi dat er écht commitment op samenwerking is gekomen bij onze partners. We hebben sinds oktober 2019 een heleboel dingen uitgeprobeerd en gedaan met elkaar, wat ook de bedoeling was van het Leerwerkakkoord. Wat werkte, is ondergebracht in bestaande structuren. Wat niet werkte, daar hebben we van geleerd. Zo hebben we bijvoorbeeld geleerd dat het bij mensen die ver van werk af staan, beter werkt om hen in groepsverband aan het werk te helpen. Dan stimuleren ze elkaar; dat werkt beter dan iemand individueel aan een baan te helpen.’
2
OP WELKE INTERVENTIE(S) OF ACTIVITEIT(EN) BEN JE HET MEEST TROTS?
‘Met name op de Experiences die we hebben georganiseerd. Mede door die bijeenkomsten, waarbij we in direct contact stonden met onze doelgroep, hebben we het imago van de branche kunnen bijstellen. We hebben kunnen laten zien dat facilitaire dienstverlening meer is dan alleen schoonmaak en – gechargeerd gezegd – met een vies, stinkend doekje bureaus afnemen in een ongezellig kantoorgebouw. Het is óók onderdeel zijn van het primaire proces in een ziekenhuis en in contact staan met bezoekers van evenementen in Ahoy. Ook functies in catering, beveiliging en receptie en banen als gastheer/-vrouw en conciërge horen tot de branche. Dat hebben we beter tussen de oren gekregen, bij zowel werkzoekenden zelf als de werkcoaches die hen begeleiden richting werk.’
3
WAT IS DE VOORNAAMSTE UITDAGING BIJ DE TRANSITIE EN BORGING VAN JULLIE ACTIVITEITEN?
‘In tegenstelling tot de meeste andere deel-LWA’s heeft de facilitaire dienstverlening geen bestaande samenwerkingsverbanden in de regio. Er zijn wel de nodige één-op-één-samenwerkingen tussen bedrijven en onderwijs, maar niet voor de hele branche. De verschillende organisaties – van bedrijfsleven tot onderwijs en overheid – moeten dus zelf meer inspanningen leveren om elkaar op te zoeken en van elkaar te leren. Die intentie is er bij een groot deel van de partners zeker. Het helpt ook dat iedereen de afgelopen jaren meer met elkaar heeft samengewerkt dan voorheen. Daardoor begrijpt iedereen elkaars uitdagingen wat beter en kunnen we met elkaar beter de uitdagingen op de arbeidsmarkt aanpakken.’